In het Spohr van Schubert
1-3 oktober
Charlotte van der Putten sopraan
Marcel Blom klarinet
Annemart Franken piano
Erik Janse bariton/tenor
Zingende Soldate mannenkwartet
Coronach vrouwenterzet
Programma:
Franz Schubert Romanze
Franz Schubert The Lady of the Lake/Fräulein vom See Op.52
No.1 Ellens erster Gesang
No.2 Ellens zweiter Gesang
No.3 Bootgesang
No.4 Coronach
No.5 Normanns Gesang
No.6 Ellens dritter Gesang
No.7 Lied des gefangenen Jägers
Kurt Weill Zu Potsdam unter den Eichen
W.R. Heymann Das ist die Liebe der Matrosen
(arr. H. Frommermann)
Pauze
Louis Spohr Sechs deutsche Lieder, Op. 103
[1] Sei still mein Herz
[2] Zwiegesang
[4] Wiegenlied
[6] Wach auf
Franz Schubert Die Nacht
Franz Schubert Ständchen (1. Fassung)
Franz Schubert Der Hirt auf dem Felsen
Inleiding
In het programma In het Spohr van Schubert hoort u werken van
Schubert en een paar werken die daaruit voortvloeien van andere componisten.
Zo is zowel de Romanze als Der Hirt auf dem Felsen van Schubert geplaatst tegenover
vier van de Sechs deutsche Lieder van Spohr.
Tegenover het Bootgesang uit opus 52 van Schubert zijn twee andere krijgsliederen geplaatst
van Weill en de Comedian Harmonists. De wens om het hele opus 52 van Schubert eens te laten
horen hebben wij niet laten lopen.
Tot slot is uit de ontelbaar vele mannenkwartetten van Schubert
die over de nacht gaan Die Nacht gekozen en aan Ständchen gekoppeld.
Franz Schubert schreef in 1823 Die Verschworenen, oder:
Der häusliche Krieg (D787) ”Singspiel” in één akte (
niet compleet bewaard gebleven).
U hoort daaruit in een klavieruittreksel van Maarten Flothuis
de Romanze voor sopraan, klarinet en piano.
In de zomer van datzelfde jaar las Schubert werken van de Schotse dichter Sir Walter Scott
en dit bracht hem op het idee om passages uit de roman in verzen The Lady of the Lake
op muziek te zetten en uit te laten geven in Engeland zodat hij daar bekendheid zou krijgen.
Sir Walter Scott schreef verhalen in verzen en romans over episodes uit de geschiedenis van zijn
Schotse moederland. The Lady of the Lake (1810) circuleerde op het continent en al in 1822 was de
versie van Rossini La Donna del Lago opgevoerd in Wenen. Het meest bekende werk van Scott is de ridderroman Ivanhoe.
In 1825 had Schubert zeven gezangen getoonzet op Engelse tekst maar geen Engelse uitgever voor de muziek gevonden.
In allerijl werden de teksten vertaald in het Duits door Adam Storck en in 1826 bracht uitgeverij Artaria
een tweetalige uitgave uit met de Engelse tekst boven de Duitse tekst. Schubert was zeer tevreden over zijn
honorarium van 200 gulden (ter vergelijking: het jaarsalaris van Schuberts vader die onderwijzer was bedroeg 240 gulden)
maar het geld werd, alle goede voornemens ten spijt, rondgestrooid en opgedronken. De muziek zit vol martiale ritmes,
trappelende paardenhoeven, schreeuwende krijgers en hoorngeschal naast zorgende zachte vrouwenhanden en geweeklaag.
Het verhaal speelt zich af in de woeste Schotse Hooglanden op een eiland midden in een afgelegen meer (Lake Katrine,
West Perthshire) en het omvat zes gezangen- zogenaamde Cantos- die de erg ingewikkelde gebeurtenissen van zes dagen bezingen.
De Lady of the Lake heet Ellen Douglas en zij zingt in Raste, Krieger! (D837) en Jäger, ruhe von der Jagd! (D838)
slaapliederen voor de koning die zich uitgeeft voor iemand anders. Als de koning weer weg is komen er vier boten naar het eiland geroeid
met dappere krijgers, vazallen van Roderigh Vich Alpine dhu (Black Roderick, the descendant of Alpine) onder de wapperende banier met dennenboom,
symbool van de clan van Roderick, en zij zingen het Bootgesang (D835). Eén van deze strijders, Duncan, komt om in de strijd tegen de koning
en de vrouwen bewenen hem in hun Coronach (D836), het weeklagen door de rouwenden bij het lijk van hun vriend of lid van hun clan.
De zoon van deze vermoorde Duncan moet zijn vader wreken en roept Duncans vazal Norman, die nèt getrouwd is, op tot de strijd.
Norman bezingt in Die Nacht bricht bald herein (D846) zijn rustplaats in het veld in plaats van in het huwelijksbed.
De vader van Ellen, Douglas, is de oorzaak van de strijd en hij trekt zich terug in een onherbergzame grot.
Van veraf hoort Roderick dan Ellen Ave Maria (D839) zingen waarin zij, als kind,
Maria smeekt haar vader te beschermen in zijn akelige grot.
In het laatste lied Mein Ross so müd in dem Stalle sich steht (D843) denkt de koning terug aan hoe gelukkig hij was
toen Ellen hem in slaap zong. Na een hoop verwikkelingen eindigt de roman met de dood maar ook het eerherstel van Roderick,
de verzoening van de koning met Ellens vader Douglas en het huwelijk van Ellen met haar geliefde Malcolm Graeme.
Waar in Schuberts Bootgesang het vertrouwen op en de verheerlijking van de leider van de krijgers voorop staat wordt
in Zu Potsdam unter den Eichen van Kurt Weill op tekst van Bertolt Brecht precies omgekeerd de behandeling van “de soldaat”
door de leiders van het oorlogsgebeuren op wrange wijze aan de kaak gesteld. Weill bewerkte het oorspronkelijke lied
(met verloren gegane orkestbegeleiding) uit 1927 tot 4-stemmig mannenkoor a cappella voor zijn Berliner Requiem
maar nam het stuk uiteindelijk niet in het requiem op. De première van het koorstuk werd gezongen door het Berlijnse Schubertchor in 1930.
Wij brengen het kwartet mèt het klavieruitttreksel van het lied uit 1927.
De matrozen uit de film Bomben auf Monte Carlo uit 1931 nemen noch zichzelf noch hun meerderen serieus.
Geen wonder dat de leider van de Comedian Harmonists, Harry Frommermann dit lied bewerkte voor zijn mannenkwintet
met pianist dat zo gewaardeerd werd door o.a. de Nederlandse dirigent Willem Mengelberg (hij contracteerde de jongens
voor zijn 60-ste verjaardagfeest) en vele kopstukken van het Nazi-regime.
In 1934 werd het de drie Joodse zangers verboden nog langer op te treden en zij ontvluchtten Duitsland.
Uiteindelijk kwamen zij terecht in Amerika waar zij alledrie de oorlog overleefden.
Hoewel de componist, dirigent en vioolvirtuoos Louis Spohr 15 jaar eerder werd geboren dan Schubert
leefde hij ook 21 jaar langer dan Schubert waardoor zijn werken veel meer in de romantiek zijn verankerd.
Spohr werd hogelijk geprezen in zijn tijd, Schumann correspondeerde met hem en Felix Mendelssohn koesterde een
diepe bewondering voor hem en dirigeerde vaak werk van Spohr.
Spohr was dol op het componeren voor bijzondere combinaties (bijvoorbeeld liederen met piano 4-mains
of met piano en viool) en de Sechs deutsche Lieder Op. 103 zijn geschreven voor sopraan, klarinet en piano.
Spohr componeerde de liederen voor de klarinettist Johann Simon Hermstedt voor wie hij later drie klarinetconcerten schreef.
De klarinetpartijen zijn virtuoos van aard terwijl de pianopartij vaak de zang dubbelt.
Die Nacht D983,4 schetst de nacht in de lente: het mooiste dagdeel in het mooiste seizoen gezet op de mooist denkbare muziek.
Een zangleerling van Anna (bijnaam Netti) Fröhlich, Louise Gosmar, kreeg voor haar verjaardag in augustus 1827 wel een heel bijzonder cadeau.
Anna kreeg na lang zeuren gedaan dat de beroemde dichter Franz Grillparzer voor Louise een gedicht schreef Notturno (“Zögernd, stille..”) en vervolgens vroeg Anna aan Schubert of hij dit gedicht op muziek wilde zetten: onder de titel Ständchen d.w.z. een muziekstuk dat staand wordt gebracht (“Zögernd leise”) werd het een van de bekendste werken van Schubert. Schubert schreef het voor mezzosopraan Josephine (bijnaam Pepi) Fröhlich, de zus van Anna, mannenstemmen en piano maar toen hij de bladmuziek naar Anna bracht bleek dat zij alleen vrouwelijke leerlingen had om het stuk uit te voeren. Als een haas werkte Schubert het stuk om voor mezzosopraan, vrouwenstemmen en piano. In deze versie werd het in de tuin van het huis waar Louise woonde uitgevoerd, compleet met een stiekem in de tuin gezeulde piano. Schubert was ook uitgenodigd maar hij vergat te komen. Bij de eerste openbare uitvoering van Ständchen moest Schubert vóór aanvang van het concert uit een café worden gehaald. Na afloop verklaarde hij: “Wahrhaftig, ich habe nicht gedacht, dass es so schön ware!”
U hoort de oorspronkelijke versie met mannenkwartet (D920).
Het gedicht kan enig haastwerk niet ontzegd worden:
a. als je van iemand houdt moet die niet gaan slapen
b. vriendschap is meer waard dan goud dus een vriend moet niet slapen
c. nog mooier is lekker slapen dus ga toch maar slapen.
Zou de tekst van Ständchen begrijpelijker zijn als Schubert
na “Aber was in allen Reichen wär’ den Schlummer zu vergleichen”
de daaropvolgende zin uit het gedicht van Grillparzer ook zou hebben getoonzet
namelijk “Was du weisst und hast und bist, Zahlt nicht was der Schlaf vergisst!”?
In oktober 1828 schreef Schubert waarschijnlijk als laatste lied voor zijn dood
Der Hirt auf dem Felsen (D965) voor sopraan, klarinet en piano:
een vrolijk lied met coloratuur, een ode op de intocht van het voorjaar
met een klarinet die de schalmei van een herder verklankt.
Jaren eerder had de in haar tijd zeer beroemde opera(!)-zangeres Anna Milder Schubert
verteld waar volgens haar een lied aan moest voldoen:
het moest bestemd zijn voor een groot publiek, het moest ‘briljant’ zijn
en in verschillende tempi staan zodat de zanger meerdere emoties zou kunnen
uitdrukken. Dat was andere koek dan de emoties van een bestaand gedicht in
muziek vatten! Schubert koos dan ook voor 3 gedichtflarden die gezamenlijk
een literaire pastiche vormen en wel de eerste vier regels uit
Der Berghirt van Wilhelm Müller, dan 2 regels uit een onbekend gedicht
dat wellicht van Wilhelmina von Chézy is en de laatste regel uit Liebesgedanken
van Wilhelm Müller.
Annemart Franken
Franz Schubert (1797-1828)
Romanze, 1823
Tekst: Ignaz Franz Castelli (1781-1862)
Ich schleiche bang’ und still herum,
das Herz pocht mir so schwer,
das Leben däucht mich öd’ und stumm,
und Flur und Burg so leer!
Und jede Freude spricht mir Hohn,
und jeder Ton ist Klageton,
ist der Geliebte fern,
trübt sich der Augenstern. Ach! Was die Liebe einmal band,
soll nie sich trennen mehr;
was suchst Du in dem fremden Land
und weit dort über’m Meer?
Wenn dort auch bunt’re Blumen blüh’n,
kein Herz wird heisser für Dich glüh’n;
O bleib nicht länger fern,
Du meines Lebens Stern!
Fräulein vom See (1826) The Lady of the Lake (1825)
Vert. Philipp Adam Storck (1780-1822) Tekst: Sir Walter Scott (1771-1832)
1. Ellen’s erster Gesang Canto I, XXXI. Song
Raste, Krieger! Krieg ist aus, Soldier, rest! thy warfare o’er,
schlaf’ den Schlaf, nichts wird dich wecken. Sleep the sleep that knows not breaking;
Träume nicht von wildem Strauss, Dream of battled fields no more,
nicht von Tag und Nacht voll Schrecken. Days of danger, nights of waking.
In der Insel Zauberhallen wird ein weicher Schlafgesang In our isle’s enchanted hall,
um das müde Haupt dir wallen zu der Zauberharfe Klang. Hands unseen thy couch are strewing,
Feeen mit unsichtbaren Händen werden auf dein Lager hinFairy strains of music fall,
holde Sommerblumen senden, die im Zauberlande blüh’n. Every sense in slumber dewing.
Raste, Krieger! Krieg ist aus, Soldier, rest! thy warfare o’er,
schlaf’ den Schlaf, nichts wird dich wecken. Dream of fighting fields no more:
Träume nicht von wildem Strauss, Sleep the sleep that knows not breaking,
nicht von Tag und Nacht voll Schrecken. Morn of toil, nor night of waking.
Nicht der Trommel wildes Rasen, No rude sound shall reach thine ear,
nicht des Kriegs gebietend Wort, Armour’s clang, or war-steed champing,
nicht der Todeshörner Blasen Trump nor pibroch summon here
scheuchen deinen Schlummer fort. Mustering clan, or squadron tramping.
Nicht das Stampfen wilder Pferde, *Ruder sounds shall none be near
nicht der Schreckensruf der Wacht, Guards nor warders challenge here,
nicht das Bild von Tagsbeschwerde Here’s no war-steed’s neigh and champing,
stören deine stille Nacht. Shouting clans, or squadrons stamping.
Doch der Lerche Morgensänge Yet the lark’s shrill fife may come
wecken sanft dein schlummernd Ohr, At the day-break from the fallow,
und des Sumpfgefieders Klänge And the bittern sound his drum,
steigen aus Geschilf und Rohr. Booming from the sedgy shallow.
De vanaf * volgende vier regels zijn in het Engels de laatste vier regels van het gedicht
2. Ellen’s zweiter Gesang Canto I, XXXI. Song continued
Jäger, ruhe von der Jagd! Huntsman, rest! thy chase is done;
Weicher Schlummer soll dich decken: While our slumbrous spells assail ye,
träume nicht, wenn Sonn’ erwacht, Dream not, with the rising sun,
dass Jagdhörner dich erwecken. Bugles here shall sound reveillé.
Schlaf! der Hirsch ruht in der Höhle, Sleep! the deer is in his den;
bei dir sind die Hunde wach, Sleep! thy hounds are by thee lying;
schlaf, nicht quäl’ es deine Seele, Sleep! nor dream in yonder glen,
dass dein edles Ross erlag. How thy gallant steed lay dying.
Jäger, ruhe von der Jagd! Huntsman, rest! thy chase is done,
Weicher Schlummer soll dich decken; Think not of the rising sun,
wenn der junge Tag erwacht, For at dawning to assail ye,
wird kein Jägerhorn dich wecken. Here no bugles sound reveillé.
3. Bootgesang Canto II, XIX. Boat Song
Triumph er naht, Heil, Heil dem Helden, Hail to the Chief who in triumph advances!
stets grünende Fichte gesegnet sei du! Honour’d and bless’d be the evergreen Pine!
lang blüh’ in seinem hellschimmernden Banner, Long may the tree, in his banner that glances,
o Baum, du Schutz und Schmuck unsers Stamms. Flourish, the shelter and grace of our line!
Tränk’ ihn, Himmel, mit deinem Thau, Heaven send it happy dew,
spend’ ihm, Erde, neuen Saft, Earth lend it sap anew,
dass freudig er knosp’ und weit sich verbreite! Gayly to bourgeon, and broadly to grow,
Und jades Hochlands Thal While every Higland glen
schalle jauchzend zurück: Sends our shout back agen,
Es lebe Sir Roderick, Clan Alpines Held. Roderigh Vich Alpine dhu, ho! ieroe!
4. Coronach Canto III, XVI. Coronach
Er ist uns geschieden He is gone on the mountain,
vom Berg und vom Walde, He is lost to the forest,
wie versiegte Quelle, Like a summer-dried fountain,
als Noth uns bedrängte. When our need was the sorest.
Die Quelle wird fliessen, The font, reappearing,
genährt von dem Regen; From the rain-drops shall borrow,
uns scheint nie mehr Freude, But to us comes no cheering,
dem Duncan kein Morgen! To Duncan no morrow!
Die Hand des Schnitters The hand of the reaper
nimmt reife Ähren, Takes the ears that are hoary,
unser Trauergesang But the voice of the weeper
klagt blühende Jugend. Wails manhood in glory.
Der Herbstwind treibt Blätter, The autumn winds rushing
die gelben, die welken; Waft the leaves that are searest,
es blüht’ unsre Blume, But our flower was in flushing,
als Mehltau sie welkte. When blighting was nearest.
Ihr flüchtigen Füsse, Fleet foot on the correi,
du Rath in Bedrängniss, Sage counsel in cumber,
du Arm im Streite, Red hand in the foray,
wie tief ist dein Schlummer! How sound is thy slumber!
Wie Thau auf den Bergen, Like the dew on the mountain,
wie Schaum auf dem Bache, Like the foam on the river,
wie Blas’ auf der Welle Like the bubble on the fountain,
bist ewig geschieden. Thou art gone, and for ever!
5. Normanns Gesang Canto III, XXIII. Song
Die Nacht bricht bald herein, dann leg ich mich zur Ruh, The heath this night must be my bed,
die Heide ist mein Lager, das Farnkraut deckt mich zu. The bracken curtain for my head,
Mich lullt der Wache Tritt wohl in den Schlaf hinein: My lullaby the warder’s tread,
ach, muss so weit von dir, Maria, Holde, sein. Far from love and thee, Mary;
Und wird es morgen Abend, und kommt die trübe Zeit, To-morrow eve, more stilly laid,
dann ist vielleicht mein Lager der blutig rote Plaid, My couch may be my bloody plaid,
mein Abendlied verstummet, du schleichst dann trüb My vesper song, thy wail, sweet maid!
und bang,
Maria, mich wekken kann nicht dein Totensang. It will not waken me, Mary!
So must ich von dir scheiden, du holde, süsse Braut? I may not, dare not, fancy now
Wie magst du nach mir rufen, wie magst du weinen laut! The grief that clouds thy lovely brow,
Ach, denken darf ich nicht an deinen herben Schmerz, I dare not think upon thy vow,
ach, denken darf ich nicht an dein getreues Herz. And all it promised me, Mary;
Nein, zärtlich treues Sehnen darf hegen Normann nicht, No fond regret must Norman know;
wenn in den Feind Clan-Alpine wie Sturm und Hagel When bursts Clan-Alpine on the foe,
bricht;
wie ein gespanter Bogen sein mutig Herz dann sei, His heart must be like bended bow,
sein Fuss, Maria, wie der Pfeil so rasch und frei! His foot like arrow free, Mary!
Wohl wird die Stunde kommen, wo nicht die Sonne A time will come with feeling fraught,
scheint,
du wankst zu deinem Normann, dein holdes Auge weint. For, if I fall in battle fought,
Doch fall ich in der Schlacht, hüllt Todesschauer mich, Thy hapless lover’s dying thought
o glaub, mein letzter Seufzer, Maria, ist für dich. Shall be a thought on thee, Mary.
Doch kehr ich siegreich wieder aus kühner And if return’d from conquer’d foes, Männerschlacht,
dann grüssen wir so freudig das Nahn der stillen Nacht, How blithely will the evening close,
das Lager ist bereitet, uns winkt die süsse Ruh, How sweet the linnet sing repose,
der Hänfling singt Brautlieder, Maria, hold uns zu. To my young bride and me, Mary!
6. Ave Maria Canto III, XXIX. Hymn to the
Virgin
Ave Maria! Jungfrau mild, Ave Maria! maiden mild!
erhöre einer Jungfrau Flehen, Listen to a maiden’s prayer!
aus diesem Felsen, starr und wild, Thou canst hear though from the wild,
soll mein Gebet zu dir hin wehen. Thou canst save amid despair.
Wir schlafen sicher bis zum Morgen, Safe may we sleep beneath thy care,
ob Menschen noch so grausam sind. Though banish’d, outcast, and reviled;
O Jungfrau, sieh’ der Jungfrau Sorgen, Maiden! Hear a maiden’s prayer-
o Mutter, hör’ ein bittend Kind! Mother, hear a suppliant child!
Ave Maria! Ave Maria!
Ave Maria! Unbefleckt’! Ave Maria! undefiled!
Wenn wir auf diesen Fels hinsinken The flinty couch we now must share
zum Schlaf, und uns dein Schutz bedeckt, Shall seem with down of eider piled,
wird weich der harte Fels uns dünken. If thy protection hover there.
Du Lächelst, Rosendüfte wehen The murky cavern’s heavy air
in dieser dumpfen Felsenkluft; Shall breathe of balm if thou hast smiled;
o Mutter, höre Kindes Flehen; Then, Maiden! hear a maiden’s prayer;
o Jungfrau, eine Jungfrau ruft! Mother, list a suppliant child!
Ave Maria! Ave Maria!
Ave Maria! Reine Magd! Ave Maria! stainless styled!
Der Erde und der Luft Dämonen, Foul demons of the earth and air,
von deines Auges Huld verjagt, From this their wonted haunt exiled,
sie können hier nicht bei uns wohnen! Shall flee before thy presence fair.
Wir woll’n uns still dem Schicksal beugen, We bow us to our lot of care,
da uns dein heil’ger Trost anweht; Beneath thy guidance reconciled;
der Jungfrau wolle hold dich neigen, Hear for a maid a maiden’s prayer,
dem Kind, das für den Vater fleht! And for a father hear a child!
Ave Maria! Ave Maria
7. Lied des gefangenen Jägers Canto VI, XXIV. Lay of the Imprisoned Huntsman
Mein Ross so müd in dem Stalle sich steht, My hawk is tired of perch and hood,
mein Falk ist der Kapp und der Stange so leid, My idle greyhound loathes his food,
mein müssiges Windspiel sein Futter verschmäht, My horse is weary of his stall,
und mich kränkt des Turmes Einsamkeit. And I am sick of captive thrall.
Ach, wär ich nur, wo ich zuvor bin gewesen, I wish I were, as I have been,
die Hirschjagd wäre so recht mein Wesen! Hunting the hart in forest green,
den Bluthund los, gespannt den Bogen: With bended bow and bloodhound free,
ja, solchem Leben bin ich gewogen! For that’s the life is meet for me.
Ich hasse der Turmuhr schläfrigen Klang, I hate to learn the ebb of time
ich mag nicht sehn, wie die Zeit verstreicht, From yon dull steeple’s drowsy chime,
wenn Zoll um Zoll die Mauer entlang Or mark it as the sunbeams crawl,
der Sonnenstrahl so langsam schleicht. Inch after inch, along the wall.
Sonst pflegte die Lerche den Morgen zu bringen, The lark was wont my matins ring,
die dunkle Dohle zur Ruh mich zu singen; The sable rook my vespers sing;
in dieses Schlosses Königshallen, These towers, although a king’s they be,
da kann kein Ort mir je gefallen. Have not a hall of joy for me.
Früh, wenn der Lerche Lied erschallt, No more at dawning morn I rise,
sonn ich mich nicht in Ellens Blick, And sun myself in Ellen’s eyes,
nicht folg ich dem flüchtigen Hirsch durch den Wald, Drive the fleet deer the forest through,
und kehre, wenn Abend taut, zurück; And homeward wend with evening dew;
Nicht schallt mir ihr frohes Willkommen entgegen, A blithesome welcome blithely meet,
nicht kann ich das Wild ihr zu Füssen mehr legen, And lay my trophies at her feet.
nicht mehr wird der Abend uns selig entschweben: While fled the eve on wing of glee:
dahin, dahin ist Lieben und Leben! That life is lost to love and me!
Kurt Weill (1900-1950)
Zu Potsdam unter den Eichen (1930)
Tekst: Bertolt Brecht (1898-1956)
In Potsdam unter den Eichen im hellen Mittag ein Zug,
vorn eine Trommel und hinten eine Fahn, in der Mitte einen Sarg man trug.
Zu Potsdam unter den Eichen, im hundertjährigen Staub,
da trugen sechse einen Sarg mit Helm und Eichenlaub.
Und auf dem Sarge mit Mennigerot, da war geschrieben ein Reim,
die Buchstaben sahen hässlich aus: “Jedem Krieger sein Heim”!
Das war zum Angedenken an manchen toten Mann,
geboren in der Heimat, gefallen am Chemin des Dames.
Gekrochen einst mit Herz und Hand dem Vaterland auf den Leim,
belohnt mit dem Sarge vom Vaterland: Jedem Krieger sein Heim!
So zogen sie durch Potsdam für den Mann am Chemin des Dames,
da kam die grüne Polizei und haute sie zusamm.
Werner Richard Heymann (1896-1961) Arr. Harry Frommermann (1906-1975)
Das ist die Liebe der Matrosen (1931)
Tekst: Robert Gilbert (1899-1978)
Das ist die Liebe der Matrosen! Auf die Dauer, lieber Schatz, ist mein Herz kein Ankerplatz.
Es blühn an allen Küsten Rosen, und für jede gibt es tausendfach Ersatz. Jawoll.
Man kann so süß im Hafen schlafen, doch heisst es bald auf Wiedersehn!
Das ist die Liebe der Matrosen, von dem kleinsten und gemeinsten Mann bis rauf zum Kapitän.
Ahoi! Die Welt ist schön, und muß sich immer drehn, da wolln wir mal ein Ding drehn!
Was nutzt uns sonst die Kraft! Blut ist kein Himbeersaft! Die Sache wird schon schief gehn.
Und hast du eine Fee, dann schreib ihr: Schatz, Ade! Ich muß mal eben rüber zum Titicacasee.
Von Kapstadt bis Athen, da gibt es was zu sehn, wofür ist man denn Seemann?
Wie schön ist es zu Haus, doch halten wir's nicht aus. Woanders ist es auch schön!
Wenn dich die Tränen rührn, dann schwör's mit tausend Schwürn: Ich muss mal am Äquator die Linie frisch lackiern!
Louis Spohr (1784-1859)
Sechs deutsche Lieder (1837)
[1] Sei still mein Herz
Tekst: Karl Friedrich, Freiherr von Schweitzer (1797-1847)
Ich wahrte die Hoffnung tief in der Brust,
die sich ihr vertrauend erschlossen,
mir strahlten die Augen voll Lebenslust,
wenn mich ihre Zauber umflossen,
wenn ich ihrer schmeichelnden Stimme gelauscht,
im Wettersturm ist ihr Echo verrauscht,
sei still mein Herz, und denke nicht dran,
das ist nun die Wahrheit, das Andre war Wahn. Die Erde lag vor mir im Frühlingstraum,
den Licht und Wärme durchglühte,
und wonnetrunken durchwallt ich den Raum,
der Brust entsproßte die Blüte,
der Liebe Lenz war in mir erwacht,
mich durch rieselt Frost, in der Seele ist Nacht.
Sei still mein Herz, und denke nicht dran,
das ist nun die Wahrheit, das Andre war Wahn.
[2] Zwiegesang
Tekst: Robert Reinick (1805-1852)
Im Fliederbusch ein Vöglein saß
in der stillen, schönen Maiennacht,
darunter ein Mägdlein im hohen Gras
in der stillen, schönen Maiennacht.
Sang Mägdlein, hielt das Vöglein Ruh,
sang Vöglein, hört das Mägdlein zu,
und weithin klang der Zwiegesang
das mondbeglänzte Tal entlang. Was sang das Vöglein im Gezweig
durch die stille, schöne Maiennacht?
Was sang doch wohl das Mägdlein gleich
durch die stille, schöne Maiennacht?
Von Frühlingssonne das Vögelein,
von Liebeswonne das Mägdelein;
wie der Gesang zum Herzen drang,
vergeß ich nimmer mein Lebelang.
[4] Wiegenlied [6] Wach auf
Tekst: August Heinrich Hoffmann Tekst: unbekannt
von Fallersleben (1798-1874)
Alles still in süßer Ruh,
rum mein Kind, so schlaf auch du.
Draußen säuselt nur der Wind,
su, su, su, schlaf ein mein Kind!
Schließ du deine Äugelein,
laß sie wie zwei Knospen sein.
Morgen wenn die Sonn' erglüht,
sind sie wie die Blum' erblüht.
Und die Blümlein schau ich an,
und die Äuglein küß ich dann,
und der Mutter Herz vergißt,
daß es draußen Frühling ist. Was stehst du lange und sinnest nach?
ach schon so lange ist Liebe wach!
hörst du das Klingen allüberall?
die Vöglein singen mit süßem Schall;
aus Starrem sprießet Baumblättlein weich,
das Leben fließet um Ast und Zweig.
Das Tröpflein schlüpfet aus Waldesschacht,
das Bächlein hüpfet mit Wallungsmacht;
der Himmel neiget in's Wellenklar,
die Bläue zeiget sich wunderbar,
ein heitres Schwingen zu Form und Klang,
ein ew'ges Fügen im ew'gen Drang!
Was stehst du bange und sinnest nach?
ach schon so lange ist Liebe wach!
hörst du das Klingen allüberall?
ach schon so lange ist Liebe wach!
Franz Schubert
Die Nacht, 1823
Tekst: Friedrich Wilhelm Krummacher (1796-1868)
Wie schön bist du, freundliche Stille,
himmlische Ruh!
Sehet, wie die klaren Sterne wandeln in des
Himmels Auen und auf uns hernieder schauen,
schweigend aus der blauen Ferne. Wie schön bist du, freundliche Stille,
himmlische Ruh!
Schweigend naht des Lenzes Milde sich der Erde weichem Schoss, kränzt den Silberquell mit Moos und mit Blumen die Gefilde.
Ständchen, 1827
Tekst: Franz Grillparzer (1791-1872)
Zögernd, leise,
in des Dunkels nächt’ger Stille
sind wir hier;
und den Finger sanft gekrümmt,
leise, leise
pochen wir
an des Liebchens Kammertür,
doch nun steigend,
schwellend, hebend
mit vereinter Stimme, laut,
rufen aus wir hochvertraut:
schlaf du nicht,
wenn der Neigung Stimme spricht. Sucht’ ein Weiser nah’ und ferne
Menschen einst mit der Laterne,
wie viel seltner dann als Gold
Menschen uns geneigt und hold,
drum wenn Freundschaft, Liebe spricht, Freundin, Liebchen, schlaf du nicht.
Aber was in allen Reichen wär’ dem Schlummer zu vergleichen?
Drum statt Worten und statt Gaben
sollst du nun auch Ruhe haben,
noch ein Grüsschen, noch ein Wort,
es verstummt die frohe Weise, leise, leise
schleichen wir uns wieder fort.
Der Hirt auf dem Felsen, 1828
Tekst: Wilhelm Müller (1794-1824), strofe 1-4 (strofe 1-4 uit Der Berghirt)
Wilhelmina von Chézy ? (1783-1856), strofe 5-6
Wilhelm Müller, strofe 7 (strofe 2 uit Liebesgedanken)
1. Wenn auf dem höchsten Fels ich steh’, 5. In tiefem Gram verzehr ich mich,
in’s tiefe Tal hernieder seh’, mir ist die Freude hin,
und singe, auf Erden mir die Hoffnung wich,
ich hier so einsam bin.
2. fern aus dem tiefen, dunkeln Tal
schwingt sich empor der Widerhall 6. So sehnend klang im Wald das Lied,
der Klüfte. so sehnend klang es durch die Nacht.
Die Herzen es zum Himmel zieht
3. Je weiter meine Stimme dringt, mit wunderbarer Macht.
je heller sie mir widerklingt
von unten.
7. Der Frühling will kommen,
4. Mein Liebchen wohnt so weit von mir, der Frühling, meine Freud’,
drum sehn’ ich mich so heiss nach ihr nun mach’ ich mich fertig
hinüber. zum Wandern bereit.
Zingende Soldaten: Erik Janse tenor 1
Roel Sluis tenor 2
Martin Brans bas 1
Klaas Visser bas 2
Coronach: Charlotte van der Putten sopraan
Swantje Haage mezzosopraan
Anne Balázs alt
Sopraan Charlotte van der Putten koos na een kennismakingsjaar aan de Kleinkunstacademie in Amsterdam voor klassieke zang en studeerde bij Henriette Schenk en Luciënne Bouwman en volgde workshops bij Ronald Klekamp en Margreet Honig. Zij treedt op met pianist Tadeu Duarte, zingt bij Salonorkest Charmaine en vormt met mezzosopraan Christa Bornhijm en Annemart Franken Trio Sorella.
Marcel Blom studeerde klarinet bij Ru Otto aan het Conservatorium van Amsterdam en bij Walter Boeykens aan het Rotterdams Conservatorium. Hij speelde in verschillende orkesten en speelt kamermuziek, onder meer met de Holland Wind Players. Marcel geeft klarinetles aan de Muziek- en Dansschool Amstelveen.
Annemart Franken is pianist, pianodocent en koordirigent. Zij begeleidt zangers o.a. in de door Bea Goethart georganiseerde Duet Salon en is pianist in Salonorkest Charmaine. Zij dirigeert de Cantorij van de Oranjekerk in de Amsterdamse Pijp, het door haarzelf opgerichte Loman Ensemble en het Jan Luyken Kamerkoor. Zij vormt samen met Charlotte van der Putten en Christa Bornhijm Trio Sorella.
De tenor Erik Janse begon tijdens zijn opleiding TU technische natuurkunde zijn zangstudie bij Peter-Paul Houtmortels. In Den Haag vervolgde hij zijn zangopleiding bij Sasja Hunnego, in Amsterdam bij Pierre Mak en sinds 2008 neemt hij les bij Marcel Reijans, terwijl Evert Jan Nagtegaal hem coacht in het oratoriumrepertoire dat hij nu veel uitvoert. Hij volgde incidenteel les en masterclasses bij Nico van der Meel, Carolyn Watkinson en Christa Pfeiler.
omslagontwerp Marion Zwaagstra mzwaagstra@xs4all.nl